puntpaprika
- Geluid: puntpaprika (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpʏntpapriˌka / (4 lettergrepen)
- punt·pa·pri·ka
- samenstelling van punt zn en paprika zn , aangetroffen vanaf het laatste kwart van de 20e eeuw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | puntpaprika | puntpaprika's |
verkleinwoord | - | - |
- (voeding) spits toelopende vrucht van bepaalde variëteiten van Capsicum annuum
- ▸ De lunchpakketjes die ik naar school meeneem zijn hele bouwsels, met puntpaprika en hummus en van alles erbij.[1]
-
1. Rode puntpaprika's op de markt.
-
1. Rode en groene puntpaprika's verwerkt in een gerecht.
- Het woord puntpaprika staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Cecile Elffers“Van elke maaltijd maak ik een feestje” (10 april 2013) op nrc.nl