psychosomatisch
- psy·cho·so·ma·tisch
- In de betekenis van ‘lichaam en ziel als een geheel gezien’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
- afgeleid van somatisch met het voorvoegsel psycho- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | psychosomatisch | psychosomatischer | |
verbogen | psychosomatische | psychosomatischere | |
partitief | psychosomatisch | psychosomatischers | - |
psychosomatisch
- (medisch) met betrekking tot het verband tussen geest en lichaam
1. met betrekking tot het verband tussen geest en lichaam
- Het woord psychosomatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "psychosomatisch" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "psychosomatisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ psychosomatisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be