pronkkamer
  • pronk·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord pronkkamer pronkkamers
verkleinwoord

de pronkkamerv / m

  1. een woonkamer in een boerderij of in een burgerwoning, die alleen bij speciale gelegenheden gebruikt werd
     Ze lag thuis op een deur in de pronkkamer.[2]
     Hij prees de Overijsselse gemeente als een van de veiligste van Nederland, als het om woninginbraken gaat. In de pronkkamer van een restaurant in Staphorst decoreerde hij op traditionele Staphorster wijze een politiepet. En natuurlijk zette de minister de pet ook op.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron “In beeld: Opstelten past Staphorster politiepet” (07-03-2015), NOS