• prompt·heid

afleiding van prompt met het achtervoegsel -heid

enkelvoud meervoud
naamwoord promptheid
verkleinwoord

de promptheidv [1]

  1. het snel en nauwkeurig zijn
    • Tijdens de minuten die volgden, vuurden de artilleristen met een promptheid die je eigenlijk niet van hen gewend was, achter elkaar salvo's uit hun 75'ers vanuit het achterland op de Duitse linies af, je zou je bijna afvragen of ze ervan afwisten. [2] 
    • Dat de faam van Holmes op hem afstraalde, blijkt behalve uit zijn verheffing in de adelstand ook uit de promptheid waarmee een Amerikaanse die wegens een reeks diefstallen tot dwangarbeid was veroordeeld, direct op vrije voeten werd gesteld nadat Conan Doyle de minister van binnenlandse zaken een briefje had gestuurd, waarin hij uitlegde dat dit toch typisch een geval was van kleptomanie veroorzaakt door premenstruele spanningen. [3] 


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 14
  3. NRC Jolande Withuis 11 april 1992 DE ZAAK VAN DE SCHRIJVER DIE OP ZIJN GEESTESKIND WILDE LIJKEN