profetenwoord
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: profetenwoord (hulp, bestand)
- IPA: / proˈfetə(n)ˌwort / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- pro·fe·ten·woord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | profetenwoord | profetenwoorden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het profetenwoord o
- (religie) uitspraken van een mens die goddelijke boodschappen overbrengt
- ▸ Wij kunnen ons blijvend laten bemoedigen door een profetenwoord: ‘Blijf nu niet staren op wat vroeger gebeurde en staat bij het verleden niet stil. Zie, Ik ga iets nieuws beginnen: het is al ontloken, bemerkt gij het niet?’ (Jes 43, 18).[1]
- (figuurlijk) voorschrift van iemand die bijzonder veel gezag heeft, of voorspelling die juist blijkt
- ▸ Hij gelooft ‘dat wij wel verre van op weg te zijn naar de vernietiging van de ene klasse door de andere, integendeel, een regime van coördinatie en hiërarchisatie der klassen tegemoet gaan’: een profetenwoord inderdaad, al zal ook hier de wens de vader der gedachte geweest zijn.[2]
Gangbaarheid
- Het woord profetenwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Ambroos-Remi van de WalleKunst en geest : Uit liefde voor de kunst in: Vlaanderen., 193, jrg. 32 nr. 2 (maart/april 1983), Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Roeselare, p. 113
- ↑ Weblink bron “Op het breukvlak van twee eeuwen.”, 2e druk (1976), Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, ISBN 90 214 2027 9, p. 507