producen
- pro·du·cen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
producen |
producete |
geproducet |
zwak -t | volledig |
producen
- overgankelijk ervoor zorgen dat de culturele producten een vorm krijgen die economisch succesvol is
- (toneel) zakelijk leiding geven aan het maken van een theatervoorstelling of een reeks optredens
- (muziek) leding geven aan het maken van een muziekopname
- Vanaf het moment dat ik begreep dat je kon leven van muziek maken, heb ik met niets anders rekeninggehouden. (…) Ik heb zoveel werk, ik denk wel honderd nummers. Ik wil gewoon dat het uitkomt. Ook met producen krijg ik steeds meer zelfvertrouwen. Ik schaam me niet meer voor wat ik maak. Dit is wat ik kan. [1]
- (filmkunst) zakelijk leiding geven aan een filmproductie
- Het woord producen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "producen" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Dijk, B. vanIn drie minuten kan ik iemands leven veranderen (1 februari 2012) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-04-09
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
producir |
producen
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van producir