producete
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·duce·te
Woordherkomst en -opbouw
- produce met de uitgang -te volgens spellingregel 12.D
Werkwoord
vervoeging van |
---|
producen |
producete
- enkelvoud verleden tijd van producen
- Ik producete.
- Jij producete.
- Hij, zij, het producete.
- Ik producete.