vervoeging
onbepaalde wijs to  procure 
he/she/it  procures 
verleden tijd  procured 
voltooid
deelwoord
 procured 
onvoltooid
deelwoord
 procuring 
gebiedende wijs  procure 

procure

  1. overgankelijk verkrijgen, verwerven
  2. overgankelijk bewerkstelligen, gedaan krijgen
  3. overgankelijk, (juridisch) iemand tot iets aanzetten, overhalen
  4. onovergankelijk, (seksualiteit) pooieren


vervoeging van
procurer

procure

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van procurer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van procurer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van procurer


vervoeging van
procurar

procure

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van procurar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van procurar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van procurar