procure
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to procure |
he/she/it | procures |
verleden tijd | procured |
voltooid deelwoord |
procured |
onvoltooid deelwoord |
procuring |
gebiedende wijs | procure |
procure
- overgankelijk verkrijgen, verwerven
- overgankelijk bewerkstelligen, gedaan krijgen
- overgankelijk, (juridisch) iemand tot iets aanzetten, overhalen
- onovergankelijk, (seksualiteit) pooieren
- [1] acquire, get, obtain
- [2] accomplish, attain
vervoeging van |
---|
procurer |
procure
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van procurer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van procurer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van procurer
vervoeging van |
---|
procurar |
procure