proclisis
- pro·cli·sis
- van Neolatijn proclisis, gevorm uit Oudgrieks κλίσις (klisis) "verbuiging; voorvoegsel" met het voorvoegsel pro-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | proclisis | proclisissen proclises |
verkleinwoord |
de proclisis v
- (taalkunde) het verschijnsel dat een - meestal onbeklemtoond - woord wordt uitgesproken als vormde het een deel van het woord dat erop volgt
- Het woord proclisis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "proclisis" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be