privatief
- pri·va·tief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | privatief | privatiever | privatiefst |
verbogen | privatieve | privatievere | privatiefste |
partitief | privatiefs | privatievers | - |
privatief [2]
- voor iemand zelf en dus niet voor anderen
- een beroving uitdrukkend
- [1] privé, privaat, particulier
- Het woord privatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "privatief" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ privatief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be