• prik·ke·lig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen prikkelig prikkeliger prikkeligst
verbogen prikkelige prikkeligere prikkeligste
partitief prikkeligs prikkeligers -

prikkelig

  1. van een opmerking dat die storend is (N.B. een prikkelende opmerking stemt tot nadenken)
    • De vervelend student wist prikkelige opmerkingen te maken over de kleding van de docente. 
  2. dat iets kan prikken
    • Een cactus is een prikkelige plant.