• pre·ven·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord preventie preventies
verkleinwoord - -

de preventiev

  1. voorkoming (van ziekte, brand, etc)
     Ik wens iedereen wat tijd alleen. Wacht niet tot je een burn-out hebt of in een ernstige situatie bent beland. Zie het eerder als preventie.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]