presbyteriaan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pres·by·te·ri·aan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lid van Angelsaksisch kerkgenootschap, dat door presbyters wordt bestuurd’ voor het eerst aangetroffen in 1726 [1]
- afgeleid van presbyter met het achtervoegsel -iaan [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | presbyteriaan | presbyterianen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) aanhanger van de Engelse en Schotse variant van het Calvinisme
- Gordon Brown, de Britse minister van Financiën, is een zuinige Schotse presbyteriaan die instemt met de bijbeltekst dat de mens in het zweet zijns aanschijns zijn brood zal verdienen. Woensdag deelde hij die opvatting mee aan het Britse volk, en met name aan degenen die hun brood nog betalen met een uitkering. In Browns begroting, constateerde Hugo Young, commentator van The Guardian, 'heeft werk ideologische status verkregen' [4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord presbyteriaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "presbyteriaan" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "presbyteriaan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ presbyteriaan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant BERT WAGENDORP 19 maart 1998
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be