Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·fe·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verkiezen’ voor het eerst aangetroffen in 1518 [1]
  • afgeleid van het Franse préférer (met het voorvoegsel pre- met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
prefereren
prefereerde
geprefereerd
zwak -d volledig

Werkwoord

prefereren

  1. overgankelijk de voorkeur geven aan
     `Hij is de maître d'hôtel, maar hij prefereert de titel van majordomus, omdat het Latijnse woord voor "huis" daarin zit en omdat het volgens hem onze voornaamste taak is ervoor zorg te dragen dat onze gasten vergeten welke plek ze thuis noemden voordat ze hier kwamen.'[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen