• pre·co·ni·se·ren
  • uit het Frans

preconiseren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
preconiseren
preconiseerde
gepreconiseerd
zwak -d volledig
  1. iets of iemand zeer uitgebreid loven, prijzen
  2. (religie) bij benoeming van een bisschop: goedkeuring van de paus ontvangen
33 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be