preconiseren
- pre·co·ni·se·ren
- uit het Frans
preconiseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
preconiseren |
preconiseerde |
gepreconiseerd |
zwak -d | volledig |
- iets of iemand zeer uitgebreid loven, prijzen
- (religie) bij benoeming van een bisschop: goedkeuring van de paus ontvangen
- [2] loven, prijzen, bewieroken, aanbidden, ophemelen, roemen, verheerlijken
1.
- Het woord 'preconiseren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "preconiseren" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be