prakken
- prak·ken
- In de betekenis van ‘eten met een vork fijnmaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1871 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
prakken |
prakte |
geprakt |
zwak -t | volledig |
prakken
- overgankelijk (eten) fijndrukken, meestal met een vork
- Zij prakte de aardappel en de worteltjes en begon de kleuter te voeren.
1. eten fijndrukken
de prakken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord prak
- Het woord prakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prakken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "prakken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be