• pot·te·rie
  • afleiding van pot met het achtervoegsel -erie
enkelvoud meervoud
naamwoord potterie potterieën
verkleinwoord

de potteriev / m

  1. (huishouden) aardewerk waarin men bloemen en planten kan zetten of telen
     Klanten kunnen er terecht voor bloemen en potterie. De winkel is open van woensdag tot en met zaterdag van 09.00 tot 17.00 uur.[1]
     Nederlanders gaven dit jaar meer geld uit aan tuinspullen, ruim 1,5 miljoen euro, tegenover 1,3 miljoen euro in 2001. Vooral groenproducten wonnen aan populariteit. Potterie, gereedschap en onderhoudsproducten werden minder verkocht.[2]
  2. (industrie) fabriek waarin men aardewerken potten maakt
  1.   Weblink bron “Nieuwe bloemenwinkel in Markelo” (12-10-2016), Tubantia
  2.   Weblink bron “Nederlandse tuin houdt rekening met het milieu” (25 september 2002), Reformatorisch Dagblad