pothoed met brede rand
  • pot·hoed
enkelvoud meervoud
naamwoord pothoed pothoeden
verkleinwoord pothoedje pothoedjes

de pothoedm

  1. (hoofddeksel) kleine bolle hoed voor vrouwen
     In plaats van een letterlijke interpretatie van reggae vertaalde de Amerikaan, die dit jaar dertig jaar zijn eigen merk runt, rasta klassiekers naar nu. De befaamde gehaakte petten in de kleuren geel groen en rood, werden pothoeden met roze, groene, blauwe en witte strepen.[2]
     In de jaren twintig had je de pothoed die je net boven de ogen droeg, later verscheen het kleine dopje in het modebeeld.[3]
55 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    MICHOU BASU
    “Spetterende modellen bij Tommy Hilfiger” (17 sep. 2015), De Telegraaf
  3.   Weblink bron
    Ellen van de Beek
    “„Een hoed geeft altijd stof tot babbelen”” (04-04-2008), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be