• post·da·te·re
Naar frequentie zeldzaam
vervoeging
onbepaalde wijs postdatere
tegenwoordige tijd postdaterer
verleden tijd postdaterte
voltooid
deelwoord
har postdatert
onvoltooid
deelwoord
postdaterende
lijdende vorm postdateres
gebiedende wijs postdater
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

postdatere

  1. onovergankelijk postdateren
    «På lørdag fikk de en oppsigelse, som var postdatert til 6. september.»
    Op zaterdag kregen ze een ontslag, dat werd postdatert op 6 september.
  2. onovergankelijk, (figuurlijk) afdanken, ontslaan


  • post·da·te·re
vervoeging
onbepaalde wijs postdatere
postdatera
tegenwoordige tijd postdaterer
verleden tijd postdaterte
voltooid
deelwoord
har postdatert
onvoltooid
deelwoord
postdaterande
lijdende vorm postdaterast
gebiedende wijs postdater
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

postdatere

  1. overgankelijk postdateren