• por·te·mo·ne
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   portemone     portemoneen     portemoneer     portemoneene  
genitief   portemones     portemoneens     portemoneers     portemoneenes  

portemone, m

  1. (financieel) beurs, portemonnee
    «Han tok da op en portemone og viste henne pengestykket
    Hij pakte toen een portemonnee en liet haar de munt zien.
  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Noors)


  • por·te·mo·ne
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   portemone     portemoneen     portemonear     portemoneane  

portemone, m

  1. (financieel) beurs, portemonnee