Er is geen politieke partij of politicus die zichzelf populistisch noemt... (Koen Vossen, Radboud Universiteit  ).
  • po·pu·lis·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen populistisch populistischer
verbogen populistische populistischere
partitief populistisch populistischers -

populistisch

  1. (politiek) met, vanuit of passend bij de opvatting dat een maatschappelijke elite het belang van het volk verwaarloost en een krachtige leider de eensgezindheid moet herstellen
     Maar Christa vond tegelijkertijd dat er een groot en ongekend potentieel was voor zo'n populistische partij, op dit moment zwierven er misschien een miljoen mensen in totale onzekerheid rond.[1]
    • Vijftien jaar na het aan de macht komen van een populistische leider valt het bbp per hoofd van de bevolking gemiddeld 10 procent lager uit, vergeleken met een door de onderzoekers bedacht scenario waarin er géén populist had geregeerd. [2] 
  2. (pejoratief) versimpeld en inspelend op gevoelens om steun te krijgen
     In hun pogingen om een groter publiek te enthousiasmeren voor de Nederlandse literatuur, gaan de auteurs van zulke boeken te ‘populistisch’ te werk, zo beargumenteren zij, omdat de grote lijnen zelden de complexiteit van het vakgebied laten zien.[3]
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  2. www.nrc.nl (3 apr 2024)
  3.   Weblink bron
    Lotte Jensen & Rick Honings
    ‘Het zomersch land onder de vuren lucht’ : Over de toekomst van de studie van de Nederlandse letterkunde in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 134 nr. 2 (2018), Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden, ISBN 9789087047399, p. 99
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be