ponton
- pon·ton
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vaartuig dat brug ondersteunt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ponton | pontons |
verkleinwoord | pontonnetje | pontonnetjes |
de ponton m
- (scheepvaart) werkschuit met een vlak dek
- De steiger is opgebouwd uit enkele pontons.
- ▸ De heimachine was bevestigd op twee betonnen pontons en voorzien van een heiblok van drie ton.[2]
- Het woord ponton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ponton" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ponton" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be