polshoogspringen
- pols·hoog·sprin·gen
- samenstelling van pols en hoogspringen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
polshoogspringen |
||
onvolledig |
polshoogspringen
- (sport) het met een lange stok springen over een hooggelegen lat springen
- Twee atleten waren aan het polshoogspringen om te oefenen voor de wedstrijd.
- Het woord 'polshoogspringen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.