• pol·lu·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verontreiniging’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pollutie polluties
verkleinwoord

de pollutiev [3]

  1. verontreiniging
    • In deze krankzinnige, wrede en cynische wereld is het niet langer ‘cool’ om waarden te hebben, humanist te zijn, of werkelijk empathie te voelen voor het lijden van de andere - ook als die andere je vijand is op het slagveld. Van Uri heb ik geleerd hoe belangrijk dat alles is. We moeten onszelf beschermen tegen de grootste kwalen van het leven in een rampzalige regio als de onze: we moeten ons beschermen tegen al te simplistisch denken, tegen de corruptie die inherent is aan cynisme, tegen de pollutie van het hart en tegen wreedheid jegens onze medemens.” [4] 
    • Vermeulen weet het beter. Volgens Bram Vermeulen zullen alleen mensen die een ultraviolet resistente huid, een stralingsbestendig lichaam, pollutie weerbare longen, van nature dove oren, een gifbestendige maag en een stressbestendig zenuwstelsel bezitten, overleven en kinderen krijgen. [5] 
  2. onwillekeurige zaadlozing tijdens de slaap
63 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]