Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·tie·sta·ti·on
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord politiestation politiestations
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het politiestationo

  1. gebouw van waaruit de politie actief is
     Volgens het in London gevestigde Free Tibet stak de vrouw zichzelf aan voor een politiestation bij een Tibetaans klooster.[1]
     Schulden De vermomming die Carson tijdens de overval had gedragen, werd in een afvalbak buiten het politiestation gevonden. In Carsons kluisje op het bureau werd een deel van de buit teruggevonden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Moeder steekt zichzelf in brand'” (Zondag 4 maart 2012, 16:47), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Politieman berooft bank op weg naar werk” (Vrijdag 8 januari 2010, 11:18), NOS