politiek-bestuurlijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·tiek-be·stuur·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen politiek-bestuurlijk politiek-bestuurlijker politiek-bestuurlijkst
verbogen politiek-bestuurlijke politiek-bestuurlijkere politiek-bestuurlijkste
partitief politiek-bestuurlijks politiek-bestuurlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

politiek-bestuurlijk

  1. (regering) waarbij zowel de praktische besturing van een overheidsorganisatie als idealen en partijbelangen van belang zijn
     Maar men kwam erachter dat politieke kennis véél belangrijker was dan vakkennis. Er sneuvelden namelijk te veel ministers voortijdig, juist vanwege hun gebrekkige politiek-bestuurlijke inzicht.[1]
     Je hoort af en toe beweren dat na de Tweede Wereldoorlog militair ingrijpen door de VS nooit tot iets goeds heeft geleid. Dat klopt niet: Zuid-Korea, Koeweit en Joegoslavië (waaronder Kosovo) zijn voorbeelden van het tegendeel. Een voorwaarde voor (relatief) succes lijkt dat het te beschermen land in ieder geval politiek-bestuurlijk op eigen benen kan staan.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Carla van Baalen geciteerd door Arnold de Groot
    “Is voor een minister vakkennis vereist, of zijn politieke vaardigheden belangrijker?” (7 januari 2022) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Elbert J. Booij
    “Brieven :Taiwan ander verhaal” (28 augustus 2021) op nrc.nl