Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plet·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

pletsen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pletsen
pletste
gepletst
zwak -t volledig
  1. slaan in water
    • Ik zou de kilte van die glanzende muurtegels willen voelen, en de ruigte waar het glazuur plaats maakt voor het cement van het voegwerk. Ik zou willen weten wat er schuilgaat achter die deur. Een keldergat, of een gang met donkere arduinen tegels waarop blote voeten zo uitbundig kunnen pletsen? [2] 
    • Al heeft hij ook meteen oog voor de lelijke achterkant van de idylle: ‘Maar een van de ergste gezichten die ik ken in Londen, zijn de kinderen die rondsluipen op deze plek; die in de manden slapen, vechten voor het afval, zich op alles storten wat ze denken te kunnen weggraaien, die duiken onder de wagens en steekkarren, wegspringen voor de politiemannen, en voortdurend met de regen van hun naakte voeten op de Piazza pletsen.' [3] 
  2. slaan en zo een hoog geluid produceren
    • Bokshandschoenen pletsen op zware bokszakken, die rinkelen aan hun kettingen. Tientallen boksers, van fluo meisjes tot kolossale oud-kampioenen, trainen ongestoord door alsof ze elke dag een Vlaams parlementslid in de ring zien staan. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de pletsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord plets

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. pletsen op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Erwin Mortier 6 januari 2001 DE TIJD DRAAIT DOMWEG RONDJES
  3. De Standaard 03 FEBRUARI 2012 OM 03:00 UUR | Veerle Vanden Bosch Hel en hemel
  4. De Standaard 28 AUGUSTUS 2014 Gentse schepen slaat Vlaams parlementslid bloedlip
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be