plekken
- plek·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plekken |
plekte |
geplekt |
zwak -t | volledig |
plekken
- overgankelijk er vlekken op maken
- overgankelijk er iets kleverigs op aanbrengen
- ergatief vlekken gaan vertonen
- ergatief kleverig worden, kleverig zijn, ergens aan vast blijven zitten
- ▸ Deze verstopping ontstaat doordat deeltjes aan de wand van de kransslagader blijven plekken.[3]
de plekken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord plek
- ▸ Pogue stelde me voor aan zijn vriend ‘Barbie’, een excentrieke man die de lievelingsbarbie van zijn dochter met zich meedroeg en haar op allerlei rare plekken fotografeerde.[4]
- Het woord plekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plekken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ plekken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Oorzaken hartinfarct” op hartstichting.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be