• plat·tre·den

plattreden [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
plattreden
trad plat
platgetreden
klasse 5 volledig
  1. door erop te lopen platmaken of kapotmaken
  2. (figuurlijk) platgetreden paden: door veelvuldig gebruik saai en vervelend geworden
     Jonge mensen zijn altijd bang zich op platgetreden paden te begeven, ze willen geen imitatie van anderen zijn en zoeken een nieuwe, eigen manier om hun gevoelens te uiten, zolang het maar niet is zoals de ouderen dit, vaak voor de vorm, doen, en ook Nikolaj wilde iets bijzonders doen bij het weerzien met zijn vriend, hij wilde Boris knijpen of hem een zet geven, als het maar iets anders was dan kussen, wat iedereen deed.[2]