vertrappen
- Geluid: vertrappen (hulp, bestand)
- IPA: /vərˈtrɑpə(n)/
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
vertrappen | vertrappend |
vertrapping |
- ver·trap·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vertrappen |
vertrapte |
vertrapt |
zwak -t | volledig |
vertrappen
- overgankelijk vernielen met de voeten
- «Doordat ze er bij het voetballen niet op letten, vertrappen de jongens alle bloemen.»
- overgankelijk (figuurlijk) grof schenden, vernederen
- Deze demagogen vertrappen onze grondwet en de mensenrechten.
- Het woord vertrappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vertrappen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be