Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·trap·te

Werkwoord

vervoeging van
vertrappen

vertrapte

  1. enkelvoud verleden tijd van vertrappen
    • Ik vertrapte. 
    • Jij vertrapte. 
    • Hij, zij, het vertrapte. 
  2. verbogen vorm van vertrapt, voltooid deelwoord van vertrappen