Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plat·trap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
plattrappen
trapte plat
platgetrapt
zwak -t volledig

Werkwoord

plattrappen

  1. overgankelijk pletten door er erop te staan of te stampen
     Trap die kamillen dan maar plat.’ Ik trapte al lopend tegen de stengels. Het was een voordeel dat ik toen hoge schoenen droeg. (…) Soms kwamen ze wel van pas, nu dus, bij het plattrappen van kamilledoorns.[1]
  2. overgankelijk vlak en kaal maken door erop of erdoor te lopen
     Als Caïro in feeststemming is, of althans zo was het toen, weet het geen raad met zich zelf; men gaat de straat maar op, parken plattrappen of picknicken langs de Nijl; miljoenen mensen zijn uit hun gewone doen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Wim Hofman
    “Het vlot.”, 2e druk (1989), Van Holkema en Warendorf, Houten, ISBN 9026916485, p. 20/21 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  2.   Weblink bron
    Wim Raven
    Egyptisch dagboek (7) in: Tirade., 300 jrg. 29 nr. 5/6 (september/december 1985), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 879