plataan

Nederlands

Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘boomsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1360 ^[1]

de plataan m

(plantkunde) Platanus sp. een geslacht van loofbomen
- Een plataan heeft een merkwaardig getekende bast omdat er vaak stukken afvallen.
- Ik had hem van een afstand al zien zitten op de marmeren trappen van het bordes voor de ingang, die was geflankeerd door Korinthische zuilen, onder de gouden letters waarmee de naam van Grand Hotel Europa was geschreven, toen de taxi knarsend over het grindpad tussen de platanen het einde begon te naderen van de lange oprijlaan.^[2]
▸ De Franse traditie ziet er heel anders uit, zoals de Britse trendwatcher Stephen Bayley opmerkte. Je rijdt op je gemak over een met platanen omzoomde tweebaansweg, in een comfortabele auto, bij voorkeur een Citroën DS. Ondertussen zoekt je passagier in de Michelingids een restaurant waar je goed en uitgebreid kunt lunchen.^[3]

1. Platanus sp.

Het woord plataan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

89 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.^[4]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	plataan	platanen
verkleinwoord	plataantje	plataantjes