Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plak·kaat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘affiche’ voor het eerst aangetroffen in 1414 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plakkaat plakkaten
verkleinwoord plakkaatje plakkaatjes

Zelfstandig naamwoord

plakkaat o [3]

  1. aanplakbiljet, affiche, poster
  2. (geschiedenis) officiële bekendmaking van de overheid
  3. vlek, klodder
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen