affiche
- af·fi·che
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanplakbiljet’ voor het eerst aangetroffen in 1823 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | affiche | affiches |
verkleinwoord | affichetje | affichetjes |
- een vrij fors stuk drukwerk dat op muren of ramen aangebracht kan worden
- Hij had zijn raam volgeplakt met affiches van alle linkse partijen.
1. een vrij fors stuk drukwerk dat op muren of ramen aangebracht kan worden
- Het woord affiche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "affiche" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "affiche" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ affiche op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be