enkelvoud meervoud
pistol pistols

pistol

  1. pistool


  • pis·tol

pistol

  1. pistool, revolver


  • pis·tol
  • Afkomstig uit het Duits of Frans met Tsjechische of Italiaanse oorsprong.

pistol

  1. pistool
    «Mannen truet den ansatte med en pistol mot hodet.»
    De man bedreigde de medewerker met een pistool tegen het hoofd.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   pistol     pistolen     pistoler     pistolene  
genitief   pistols     pistolens     pistolers     pistolenes  


  • pis·tol
  • Afkomstig uit het Duits of Frans met Tsjechische of Italiaanse oorsprong.

pistol

  1. pistool
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   pistol     pistolen     pistolar     pistolane  
genitief                


pistol

  1. pistool