Revolver.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·vol·ver
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vuistvuurwapen met draaiende kamer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1855 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord revolver revolvers
verkleinwoord revolvertje revolvertjes

Zelfstandig naamwoord

de revolverm

  1. (militair) een handvuurwapen met een roterende trommel met kogels
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Fries

Zelfstandig naamwoord

revolver

  1. (militair) revolver; een handvuurwapen met een roterende trommel met kogels

Meer informatie


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

revolver m

  1. (militair) revolver; een handvuurwapen met een roterende trommel met kogels
Afgeleide begrippen

Meer informatie


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·vol·ver
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
revolver
revolvía
revuelto
volledig

Werkwoord

revolver

  1. overgankelijk omkeren, roeren, omroeren
  2. omdraaien (van het hoofd), afwenden (van blik)
  3. overhoop halen
  4. doorzoeken
  5. in opstand brengen

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /rɛvɔlvɛr/
Woordafbreking
  • re·vol·ver
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

revolver monbezield

  1. (militair) revolver; een handvuurwapen met een roterende trommel met kogels
  2. (optica) revolver, revolverkop; een draaiende kop waarin objectieven, filters e.d. kunnen worden geplaatst om snel van optisch element te wisselen
  3. (spreektaal)(techniek)(gereedschap) revolverkopdraaibank; een draaibank met een revolverkop
Verbuiging
Synoniemen
  1. kolt monbezield, (spreektaal) kolťák monbezield
  2. revolverový soustruh monbezield
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen