piepend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  piepend    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈpipənt / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• pie·pend

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van piepen met de uitgang -d

Werkwoord

vervoeging van:	piepen
verbogen vorm:	piepende

piepend

1. onvoltooid deelwoord van piepen

	stellend
onverbogen	piepend
verbogen	piepende
partitief	piepends

Bijvoeglijk naamwoord

piepend

1. een schel geluid producerend tijdens het bewegen van een apparaat

   • Personeel heeft hij niet meer. Van Dorth werkt nu alleen in zijn bedrijfspand aan de Gildenweg in Wierden. "Ik ben altijd een einzelgänger geweest," verzucht de doorzetter. Wanneer Van Dorth de 'tape loader' inschakelt, komt het reusachtige apparaat knarsend en piepend op gang. Het is een kolos uit de jaren tachtig.  
   • Een gevoel dat ook wordt uitgedrukt door een van de omstanders die het hele gebeuren aan het filmen is. "Dit is een heel groot probleem", hoor je hem zeggen, terwijl de wanhopige bestuurster nog probeert om haar wagen piepend van de motorkap van de Ferrari te krijgen. Wat alleen maar tot nog meer schade aan de luxueuze wagen lijkt te leiden.  

Synoniemen

• knarsend, krakend, krassend

Uitdrukkingen en gezegden

• piepend en krakend

met veel moeite

• Eerst koos hij alleen voor doelman Mickey van der Hart voor de mooie oplossing en even later ging hij voor eigen succes terwijl de ingevallen spits Oskar Zawada helemaal vrij stond en de bal voor het intikken had. Daardoor bleef het tot aan de laatste seconde spannend. Maar Twente overleefde, al piepend en krakend, dat wel.
• Zijn vrouw laat een skistok vallen. Als ze bukt om 'm op te pakken, piepend en krakend van de wintersportspierpijn, overpeinst ze: "Ik weet het niet. Die blonde vrouw daar lijkt toch wel heel erg op haar."

Gangbaarheid

• Het woord piepend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.