• per·ver·si·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord perversiteit perversiteiten
verkleinwoord - -

de perversiteitv

  1. (seksualiteit) verdorvenheid op seksueel gebied
  2. uiting hiervan
  3. verdorvenheid in het algemeen
     Ik had nog geen weet van de ziekmakende perversiteit van de relaties in dat huis.[2]
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be