Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·soons·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord persoonskaart persoonskaarten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de persoonskaartv / m

  1. (geschiedenis) kaart met gegevens van een persoon in een register

Meer informatie

Gangbaarheid