perronopzichter
  • per·ron·op·zich·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord perronopzichter perronopzichters
verkleinwoord

de perronopzichterm

  1. (beroep) (spoorwegen) iemand die toezicht houdt op een station
     U heeft mijn perronopzichter tweehonderd roebel gegeven.[1]
     „Prachtig mooi licht.” De 92-jarige Jaap Bolier is bijzonder te spreken over het vernieuwde Den Haag Centraal. De Hagenaar was vanaf de jaren vijftig tot 1984 de perronopzichter van dit station dat in die vroegere jaren maar vier perrons kende. Bolier maakte gisteren met Jack Mols (41), locatiemanager van Den Haag Centraal, een 'inspectierondje' door het gemoderniseerde bouwwerk.[2]
  1. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  2.   Weblink bron
    Angelique Mulders
    “Perronopzichter (92) terug op oude nest” (12-01-2017), Tubantia