peizen
- pei·zen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
peizen |
peisde |
gepeisd |
zwak -d | volledig |
peizen
- inergatief (verouderd) diep nadenken
- Ziet hoe die dichters en sprekers zien en weten en gevoelen wat zij schrijven en zeggen. Hoe zij levende mannen en beelden scheppen die oprecht peizen en gevoelen. [3]
- peinzen (gangbaar)
- Als gij welvaart, peis op ons.[4]
- Die lang leven en ver reizen, leren op hun zaken peizen.[5]
Als je veel ervaren hebt, kun je goed doordenken wat je het beste kunt doen.
- Het woord 'peizen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ peizen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Verriest, H."Kunst." in:Vervliet, R.De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914. Deel 2 Materiaalverzameling (1982) Rijksuniversiteit te Gent, Gent; p. 25; geraadpleegd 2016-11-24
- ↑ Harrebomée, P.J.Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. Deel 2 uit 1861 (1990) herdruk: Verba, Hoevelaken; ISBN 9072540166; p. 54; geraadpleegd 2016-11-24
- ↑ Harrebomée, P.J.Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. Deel 2 uit 1861 (1990) herdruk: Verba, Hoevelaken; ISBN 9072540166; p. 485; geraadpleegd 2016-11-24