• pei·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
peizen
peisde
gepeisd
zwak -d volledig

peizen

  1. inergatief (verouderd) diep nadenken
    • Ziet hoe die dichters en sprekers zien en weten en gevoelen wat zij schrijven en zeggen. Hoe zij levende mannen en beelden scheppen die oprecht peizen en gevoelen. [3]
  • Als gij welvaart, peis op ons.[4]
  • Die lang leven en ver reizen, leren op hun zaken peizen.[5]
Als je veel ervaren hebt, kun je goed doordenken wat je het beste kunt doen.