Nederlands

 
paviljoendak
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·vil·joen·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paviljoendak paviljoendaken
verkleinwoord paviljoendakje paviljoendakjes

Zelfstandig naamwoord

het paviljoendako

  1. (bouwkunde) dakvorm die bestaat uit vier of meer driehoekige dakschilden die in één punt samenkomen

Gangbaarheid

Meer informatie