Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pat·se·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen patserig patseriger patserigst
verbogen patserige patserigere patserigste
partitief patserigs patserigers -

Bijvoeglijk naamwoord

patserig

  1. geneigd om prat te gaan op bezit en succes
    • Wat moet je toch met die patserige vent? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be