patsen
- pat·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
patsen |
patste |
gepatst |
zwak -t | volledig |
patsen [1]
- onovergankelijk zich gedragen als een patser
- onovergankelijk met een pats neerkomen
de patsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pats
- Het woord patsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "patsen" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be