• pa·trouil·le·wa·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord patrouillewagen patrouillewagens
verkleinwoord patrouillewagentje patrouillewagentjes

de patrouillewagenm

  1. wagen waarmee de politie rondrijdt om inspecties uit te voeren
     De patrouillewagen die haar en enkele andere arrestanten had opgehaald, had alle papieren meegenomen.[1]
     Alleen twee delen van het hoteldak herinneren eraan dat hier ooit wat stond. Ze steken uit de grond bij de patrouillewagen van de carabinieri die het terrein bewaken. We mogen niet verder.[2]


  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  2.   Weblink bron “Farindola bestaat nog na de lawine, 'meer is er niet over te zeggen'” (18-02-2017), NOS