patronaat
- pa·tro·naat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | patronaat | patronaten |
verkleinwoord |
het patronaat o
- baas of beschermheer zijn
- de stand (het geheel) van de werkgevers
- De kerk, de universiteit, de gevestigde cultuurhuizen, het ‘patronaat’, de zuil ... geen enkel machtscenakel was veilig voor de sloophamer. De burger eiste het recht op persoonlijke keuzes, op individuele autonomie op. Met succes, getuige het lange haar, de korte rokken, de ongebonden seks, de leegloop van de kerken. [2]
- Het woord patronaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "patronaat" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard MAANDAG 24 JULI 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be