• pa·tri·ar·chaat
enkelvoud meervoud
naamwoord patriarchaat patriarchaten
verkleinwoord - -

het patriarchaato

  1. waardigheid van patriarch
  2. gebied van een patriarch
  3. ordening waarbij de kinderen behoren tot de stam van hun vader, en waarbij het gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door de vader
  4. maatschappelijk bestel waarin mannen een overheersende rol hebben
82 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]