paternosterboontje


 
  • (IPA in voorbereiding)
  • pa·ter·nos·ter·boon·tje

het paternosterboontjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord paternosterboon
enkelvoud meervoud
naamwoord paternosterboontje paternosterboontjes
verkleinwoord

het paternosterboontjeo dim. tant.

  1. (bloemplanten) Abrus precatorius   een klimplant die vooral bekend is vanwege de zaden. Hiervan worden wel kettingen geregen, al bevatten de boontjes een sterk gif, abrine, een aan ricine verwante stof. Daarnaast diende het in India als gewichtseenheid ratti om het gewicht van munten te ijken. Het opeten van een enkele boon kan al fataal zijn. Als de betreffende stof direct in het lichaam zou worden geïnjecteerd, is een veel kleinere dosis al dodelijk