• pas·sa·giers·vlucht
enkelvoud meervoud
naamwoord passagiersvlucht passagiersvluchten
verkleinwoord passagiersvluchtje passagiersvluchtjes

de passagiersvluchtv / m

  1. een reis van passagiers met een vliegtuig
    • De passagiersvlucht had tien minuten vertraging op Schiphol.